Symptomen
Belangrijkste factoren die de omvang van de schade beïnvloeden
Onder normale omstandigheden bevindt het eitje, dat oppervlakkig wordt afgelegd, zich in de bovenste centimeters van de bodem en is de afstand die de larve moet afleggen tot een waardplantje klein. Wanneer het eitje ontluikt tot de jonge larve een waardplant gevonden heeft is de kwetsbaarste periode voor het insect. Naarmate de afstand ei-plant groter is en de bodem compacter, vergroot de kans dat de larve haar beperkte reserves heeft uitgeput vooraleer ze een waardplantje bereikt.
Als het eitje door een grondbewerking dieper in de grond is gebracht, vergroot deze afstand aanzienlijk. Na de oogst ploegen brengt de oppervlakkig afgelegde eitjes tot een diepte van 25 – 30 cm. Hierdoor is de kans dus groot dat de larve uitgeput is, vooraleer ze haar voedsel vindt.
Risico op schade
- Voldoende eileg dat een risico vormt op aantasting
- Vooral de voorvrucht bieten vormt het grootste risico, maar ook aardappelen, cichorei, bonen en andere groenten kunnen een risico inhouden.
- Later zaaien, vanaf begin november, vormt een risico.
- Een droge winter is bevorderlijk voor het optreden van schade veroorzaakt door de smalle graanvlieg.
Wanneer bovendien de bodembewerkingen onder moeilijke omstandigheden uitgevoerd zijn, wordt het risico vergroot. Dit omdat de bodem hierdoor een open structuur verkrijgt, wat gunstig is voor de migratie van de larven naar de graanplantjes.
Velden en regio’s die in het verleden dikwijls een aantasting door de smalle graanvlieg kenden, lopen een risico in jaren met grote druk. Daarom dient er in de aanpak van de bestrijding ook rekening gehouden te worden met eventuele aanvallen van de smalle graanvlieg in het verleden op het betreffende perceel.