Soorten slakken
De grijze of grauwe veldslak (Deroceras reticulatum) is de meest voorkomende. Deze slak heeft een grijs-beige kleur met bruine langgerekte vlekken (netvormig uitzicht). De volwassen slak is 4 tot 5 cm lang. De eileg (300 tot 400 eitjes per slak) gebeurt hoofdzakelijk tijdens de herfst met ontluiking in de lente. De minderheid van de eileg gebeurt in de lente. De levensduur van de grijze slak bedraagt 9 tot 12 maanden. De grijze slak komt meestal bovengronds voor.
Daarnaast kunnen er ook zwarte slakken - Arion hortensis optreden, deze komen wel minder voor dan de grijze slakken. Deze slak heeft een blauwzwarte kleur, de buikzijde is geeloranje en de voelhorens roodachtig. De volwassen slak is 3 tot 4 cm lang. De eileg (150 tot 300 eitjes per slak) gebeurt hoofdzakelijk in de periode lente-zomer met de ontluiking wat later. De minderheid van de eileg gebeurt in de herfst met de ontluiking in de lente. De levensduur van de zwarte slak bedraagt tussen 12 en 18 maanden. De zwarte slak komt meestal ondergronds voor en blijkt het moeilijkst te bestrijden.
Activiteit van slakken
Actieve periode
Aangezien slakken voortdurend een frisse en vochtige omgeving opzoeken zijn ze voornamelijk actief tussen zonsondergang en zonsopgang. Tijdens de dag schuilen slakken in bodemholten, ondergronds. Slakken verkiezen dan ook kluiterige bodems, deze zijn niet alleen ideaal als schuilplaats overdag, maar ook voor de eileg.
Ze verplaatsen zich over de bodem, maar ook via bodemholten. Dit is niet rechtlijnig. Globaal genomen is de verplaatsingsafstand een 5-tal meter per nacht.
De periode van activiteit van de slakken is vooral seizoensgebonden. Wat samenhangt met de temperatuur- en lichtcyclus. De mate van activiteit hangt af van de weersomstandigheden en de bodemvochtigheid. Tijdens de lente en de herfst zijn ze het meest actief. Slakken zijn het actiefst bij temperaturen van rond de 15°C en bij een vochtige bodem.
Inactieve periode
De activiteit daalt gevoelig vanaf 5°C en wordt verwaarloosbaar bij 0°C. Temperaturen lager dan -3°C zijn dodelijk voor slakken. Bij te lage temperaturen schuilen de slakken diep in de bodem, om pas terug naar boven te komen na de dooi.
Het lichaam van slakken bevat veel water, namelijk 80 tot 85%. Dit houdt in dat water van levensbelang is voor de slakken. Dit water vinden ze in hun voedsel en via het bodemcontact. Vochtopname via de huid is pas mogelijk bij een relatieve vochtigheid vanaf 75%. In perioden van droogte en warmte zijn slakken daarom niet actief, wanneer deze periode gevolgd wordt door een belangrijke hoeveelheid neerslag worden de slakken opnieuw actief.
Eileg
De eileg gebeurt in de bodemholten. Voor een normale ontwikkeling hebben de eitjes een vochtigheid nodig tussen 40 en 80% en een temperatuur van 5 tot 20°C. De duur van de incubatie hangt af van de temperatuur, van 15 tot 20 dagen bij 20°C, tot meer dan 3 maanden bij 5°C. Het ontluiken van de eitjes valt samen met de periode, waarin de slakken het meest actief zijn, namelijk lente en herfst.
Schade veroorzaakt door slakken
Vóór de opkomst van het graangewas
Het pas gezaaide zaad én het kiemende zaad kunnen aangevreten worden, wat leidt tot een lagere gewasopkomst. Deze schade wordt meestal veroorzaakt door de zwarte slakken die zich in de bodem bevinden. Wanneer het zaaizaad niet bedekt is, kunnen de bovengrondse grijze slakken ook schade aanrichten.
De kwaliteit van het zaaibed is uiterst belangrijk:
- Indien het zaad goed bedekt is en de bodem voldoende aangedrukt, is het graangewas normaalgezien beschermd tot opkomst van de jonge plantjes;
- Als het zaad onvoldoende bedekt is treedt er reeds schade op kort na zaai. Bij een grote aanwezigheid van slakken is een onmiddellijke inzet van slakkenbestrijdingsmiddelen noodzakelijk.
Na de opkomst van het graangewas
Slakken schuilen tussen de kluiten en knagen aan de bladeren waardoor de bladeren gerafeld kunnen zijn, gaten en inkepingen kunnen vertonen. Deze schade wordt meestal veroorzaakt door de grijze slakken, die bovengronds te vinden zijn. De vraatschade aan jonge plantdelen (stengel, blad, …) kunnen leiden tot afsterving van het gewas. Vanaf het stadium “uitstoeling” kan er ook nog schade optreden, maar de graanplant kan in dat gewasstadium de schade meestal overwinnen.
In een zeer vochtige lente, kunnen de slakken zelfs tot op de aren voorkomen. In het ergste geval kunnen ze dan zelfs de bovenste bladeren en de aren aanvreten.