Levenswijze
Er komen twee soorten graanhaantjes voor: Oulema melanopus en Oulema obscura. Het volwassen insect is een kever van 4 tot 5 mm groot met glanzende, metaalblauwe dekschilden en een (rood) halsschild. De kevers overwinteren op beschutte plaatsen, zoals graanstoppels, of in de grond. Vervolgens vestigen ze zich in de granen in april-mei, bij voorkeur in late zaai en voorjaarszaai. Waar ze eitjes leggen op de graanbladeren. Droog weer is bevorderlijk voor de vluchten van het graanhaantje.
De eileg gebeurt in de loop van de maand mei, en op de bovenzijde van de graanbladeren. Elk wijfje kan 100 tot 400 eitjes afleggen gespreid over een periode van 50 tot 60 dagen. De eitjes (1 mm op 0,5 mm) zijn eerst bleekgeel en glanzend na de eileg, en verbruinen vervolgens naarmate ze verder ontwikkelen. Ze liggen afzonderlijk op de bladeren, meestal slechts 1 eitje of soms 2 eitjes. Na ongeveer twee weken verschijnen de larven.
De larven zijn geel van kleur en enkele mm groot. Ze zijn bedekt met een zwarte kleverige massa (hun uitwerpselen) en lijken daardoor op slakjes. Deze larven vreten aan de bladeren. De larven kunnen verschijnen vanaf eind april naargelang het jaar. Het larvenstadium duurt ongeveer een twintigtal dagen. De larven van Oulema melanopa kruipen later in de grond op 5 à 8 cm diepte, waar ze verpoppen. De larven van Lema lichenis verpoppen in witte cocons op de stengel, dikwijls tegen de basis van de aar.
Nadien komen de kevers uit de poppen waarna ze op zoek gaan naar voedsel, voordat ze naar hun schuilplaatsen migreren waar ze zullen overwinteren. Graanhaantjes hebben 1 generatie per jaar.
Schadebeeld
Zowel de kevers als de larven kunnen schade veroorzaken aan de graanbladeren. De kevertjes vreten langwerpige gaten in de graanbladeren. De larven zitten op de graanbladeren en vreten streepsgewijs het bladmoes weg in de lengterichting van de nerven. De onderste cellaag blijft zitten waardoor als het ware lange witte strepen in de lengterichting van het blad ontstaan, zogenoemde venstervraat.
De impact van de schade aan het gewas is groter naarmate er minder bladoppervlak aanwezig is op het moment van het optreden van het graanhaantje. Het verdient daarom aanbeveling om vooral bij zeer droog weer bijzonder waakzaam te zijn voor graanhaantjes in graanpercelen met een lage stengeldichtheid en met weinig vegetatieve ontwikkeling, alsook in graanpercelen met late najaarszaai of voorjaarszaai. Zomergranen zijn aantrekkelijker voor graanhaantjes dan wintergranen. Als er duidelijke schade in het gewas aanwezig is, is het meestal al te laat om de larven efficiënt te bestrijden.
Het graanhaantje is echter niet elk jaar op hetzelfde moment actief in het gewas. Het voorkomen wordt beïnvloed door verschillende factoren: weersomstandigheden, zaaitijdstip en -dichtheid, omgeving, bodembewerking, gewasrotatie, rassenkeuze, e.a.
Voorspellingsmodel
Na het inloggen kan de landbouwer voor elk perceel zijn teelttechnische gegevens invullen. Op basis van deze gegevens en de weersomstandigheden van het dichtstbijzijnde meetpunt van de Bodemkundige Dienst van België kunnen tijdens het groeiseizoen verschillende voorspellingen opgevraagd worden. De output van het model wordt grafisch weergegeven.
Voor het graanhaantje worden de voorspelde data van de eerste eitjes en larven gegeven en de verwachtte datums van de piek van de larve en eitjes. Een paar dagen vóór deze voorspelde datums is het belangrijk om in het veld waarnemingen uit te voeren om een beeld te krijgen van de plaagdruk. We adviseren om 100 halmen, verspreid in het veld, te bekijken op het voorkomen van larven.
Bestrijding
Deze schadedrempel is afhankelijk van de periode waarin de larven schade aanrichten. De economische schadedrempel bedraagt 0,4 larven per halm in het gewasstadium “laatste blad volledig uit” (stadium 39) en 1,5 larven per halm in het gewasstadium “aar volledig uit” (stadium 59).
Indien de schadedrempel bereikt wordt, dient er opgetreden te worden tegen graanhaantjes, kan men beroep doen op erkende pyrethroïden (klik om gewasbeschermingsapplicatie van Inagro te raadplegen). Hou bij eventuele behandelingen rekening met het toepassingsstadium, maximale aantal toepassingen en wachttijden. Gezien deze middelen een breed werkingsspectrum wordt het moment van behandeling beter afgestemd op het voorkomen van nuttige insecten.