Levenswijze
Opgelet om de eitjes van de Tarwestengelgalmug niet te verwarren met die van het graanhaantje. De eitjes van het graanhaantje liggen niet in rijtjes, maar liggen afzonderlijk op de bladeren, meestal slechts 1 eitje of soms 2 eitjes.
Na één tot twee weken komen de larven uit de eieren. Deze larven kruipen/glijden vervolgens tussen de stengel en de bladschede, waar ze zich voeden met plantensap en zadelvormige inzinkingen (galvorming) veroorzaken in de stengel. De veroorzaakte schade aan de stengel leidt tot vertraagde stengelgroei met negatieve impact op de stro-opbrengst. Ook de aarvorming en korrelvulling wordt hierdoor belemmerd. Wanneer een aanval van de tarwestengelgalmug samenvalt met vochtige klimatologische omstandigheden, kan er verrotting optreden ter hoogte van de aangetaste stengeldelen, gevolgd door het afbreken van de stengels ter hoogte van de aantasting. Bij de aangetaste stengels is de bladschede opgezwollen. De opgezwollen bladschede is voelbaar. Bij het wrijven over de stengel zijn er ribbels aanwezig. In deze inzinkingen komen wit-roze larven (= jonge larven) of oranje-rode larven (= oudere larven) voor. Bij het opensnijden van de stengel zijn deze inzinkingen in de stengel en ook de larven zichtbaar. Bij zware aantastingen worden meerdere gallen gevormd en kunnen deze in elkaar overgaan.De larven dienen dan ook bestreden te worden wanneer ze zich nog op de bladeren van de granen bevinden, vooraleer ze zich tussen de stengel en de bladschede begeven. Het larvenstadium duurt 4 tot 6 weken.
Op het einde van hun voedingsfase verlaten de larven de stengels en vallen ze op de grond. Dit is over het algemeen vanaf eind juni tot eind juli. Daarna kruipen de larven in de grond, waar ze overwinteren. Vervolgens gaat in het voorjaar een gedeelte van deze larven zich verpoppen waarna de cyclus rond is. Er is één generatie per jaar.
De larven die zich niet verpoppen kunnen tot zes jaar in de grond in leven blijven vooraleer zich te verpoppen.