Behandeling van bladziekten in wintertarwe

Fungicidebehandeling

Het al dan niet noodzakelijk zijn van een bladbehandeling is afhankelijk van:

  • aantastingsgraad van de bladziekten (meeldauw, gele en bruine roest, bladvlekkenziekte)
  • aangetaste bladlagen (enkel de onderste bladlagen of ook de bovenliggende bladlagen)
  • rasgevoeligheid
  • bevorderlijke weersomstandigheden voor het ontwikkelen/uitbreiden van de bladziekten
  • regio: kustpolder (grotere kans op gele roest), westen van het land (algemeen hogere ziektedruk) of oosten van het land (algemeen lagere ziektedruk)
  • keuze van het middel wordt bepaald door: type bladziekte, tijdstip van toepassing en rasgevoeligheid

Bespuitingsschema wintertarweBespuitingsschema wintertarwe

In functie van de ziektedruk en rasgevoeligheid kan de bladbehandeling uitgevoerd worden in het stadium “voorlaatste tot laatste blad”. Naargelang de zaaidatum, vroegheid van het ras, groeisnelheid van het gewas en het jaar, is dit tussen eind april en half mei. Let wel, voor gele roest kan het nodig zijn om in een vroeger gewasstadium in te grijpen. In de meest gevoelige rassen kan vanaf het einde van de winter/vroege voorjaar gele roest in belangrijke mate aanwezig zijn.

Als de ziektedruk in het stadium “voorlaatste blad” zeer beperkt is op de laatste drie bladlagen, kan de bladbehandeling uitgesteld worden. In dit geval kan een behandeling (eventueel een complete behandeling) ingezet worden in/of vanaf het stadium “laatste blad volledig ontvouwen” (stadium 39). Een fungicidebehandeling uitgevoerd in dit gewasstadium geeft echter geen bestrijding van de aarziekten. Een tweede (specifieke) fungicidebehandeling kan nodig zijn vanaf het stadium “alle aren uit” wanneer er een risico is voor aarfusarium.

Wanneer het gewas nog steeds gezond blijft na het verschijnen van het laatste blad, kan de ziektebestrijding beperkt blijven tot één enkele behandeling, in het aarstadium. Om zo ook de aar te beschermen en dit met een complete fungicidebehandeling.

Proefresultaten '22-'23

Bladziekten wintertarwe '22-'23Bladziekten wintertarwe '22-'23

Met:
€ als indicatie van de relatieve prijs van de middelen (opgevraagd bij verschillende verdelers)
g het totaal gewicht van de verspoten actieve stoffen per ha
score visuele waarneming naar aantasting bladvlekkenziekte (met 1: ziek en 9: gezond)
lengte van de balken geeft de gemiddelde opbrengst op 5 locaties (Koksijde, Zwevegem, Melle, Tongeren)

Proefresultaten '21-'22

Bladziekten wintertarwe '21-'22Bladziekten wintertarwe '21-'22

Met:
€ als indicatie van de relatieve prijs van de middelen (opgevraagd bij verschillende verdelers)
g het totaal gewicht van de verspoten actieve stoffen per ha
lengte van de balken geeft de gemiddelde opbrengst op 5 locaties (Koksijde, Heestert, Oosterzele, Lennik, Tongeren)

Meeldauw

De meeste handelsproducten tegen meeldauw zijn erkend vanaf het stadium “1e knoop” (stadium 31). Het meest effectief zijn de werkzame stoffen cyflufenamide en proquinazid, gevolgd door fenpropidin, metrafenone en spiroxamine. Een aantal triazolen vertonen een nevenwerking ten aanzien van meeldauw. Het gebruik van strobilurinen wordt niet aanbevolen ten aanzien van de bestrijding van meeldauw gezien deze schimmel resistent geworden is ten aanzien van de strobilurinen.

Bladvlekkenziekte

Keuze van de minst/weinig gevoelige rassen voor bladvlekkenziekte vormt de vertrekbasis in de aanpak van bladvlekkenziekte. Bladvlekkenziekte wordt namelijk steeds moeilijker te bestrijden. Dit is het gevolg van de toenemende resistentie van de stammen van bladvlekkenziekte tegen fungiciden. Een vroege zaai en zachte winter, gevolgd door een regenrijk voorjaar is zeer bevorderlijk voor de ontwikkeling van bladvlekkenziekte. In situaties met zeer hoge ziektedruk gaat de absolute voorkeur naar de sterkste fungiciden en dan vooral in de gevoeligste rassen.

Bladvlekkenziekte kan bestreden worden met fungiciden op basis van een triazool  of een combinatie van triazolen. Binnen de triazolen blijkt het nieuwe triazool, mefentrifluconazool het meest effectief, gevolgd door prothioconazool. Het combineren van triazolen geeft daarbij een betere bestrijding van bladvlekkenziekte.

Een QiI-fungicide, fenpicoxamid, behorend tot de chemische familie van de picolinamide, is nieuw voor gebruik in tarwe. Een fungicide met een nieuwe werkingswijze is belangrijk in het kader van het resistentiemanagement. Deze hebben een gemiddelde werking naar bladvlekkenziekte, en kunnen toegevoegd worden aan triazolen. Daarnaast kunnen SDHI’s gecombineerd worden met triazolen. Waarvan benzovindiflupyr en fluxapyroxad een goede werking vertonen ter bestrijding van bladvlekkenziekte. De populaties bladvlekkenziekte zijn totaal resistent geworden ten aanzien van de strobilurinen.

Ook kunnen triazolen gecombineerd worden met een multi-site fungicide, zoals folpet en zwavel. Wat de werking versterkt ter bestrijding van bladvlekkenziekte. Multi-site fungiciden zijn een belangrijk wapen in de strijd tegen resistentie. Fungiciden met een uni-site werking zijn namelijk zeer vatbaar voor het optreden van resistentie. De multi-site fungiciden kunnen toegevoegd worden aan de fungicidebehandeling rondom het stadium “2e knoop” (T1-behandeling) of bij de fungicidebehandeling in het stadium “laatste blad”, indien er geen voorafgaande bladbehandeling werd uitgevoerd. In het aarstadium bezitten multi-site fungiciden maar een beperkte werking op bladvlekkenziekte.

Gele roest

Het telen van de minst/weinig gevoelige rassen voor gele roest vormt de vertrekbasis in de aanpak van gele roest. Een zachte winter kan aanleiding geven tot een zeer vroege aantasting van gele roest. Een zachte, bewolkte en vochtige lente is daarnaast bevorderlijk voor gele roest. De gele roestschimmel omvat echter wel een grote verscheidenheid aan stammen. Tarwerassen kunnen dus een verschillende gevoeligheid vertonen van jaar tot jaar. Dit komt omdat de dominerende stammen gele roest kunnen verschillen van jaar tot jaar.

Gele roest resistentie kan onderverdeeld worden in twee categorieën:

  • Vanaf de kiemplantontwikkeling, gedurende de rest van het groeiseizoen
  • In latere groeistadia: een tarweras kan dus gevoelig zijn voor gele roest in het begin van het seizoen, maar resistent zijn op het einde van het seizoen.

Vanaf het einde van de winter/vroege voorjaar kunnen de eerste symptomen voorkomen, vooral in gevoelige rassen. Vroeg ingrijpen met een fungicide op basis van een triazool, bij voorkeur tebuconazool, kan dan van belang zijn. Het combineren van triazolen geeft zeer goede resultaten. Zeker bij beginnende haardvorming, want bij bevorderlijke weersomstandigheden kan gele roest zeer snel uitbreiden.

De combinatie van triazolen en strobilurine of SDHI biedt een versterking naar de bestrijding van gele roest en een versterking van de nawerking. Dit zijn beide preventieve middelen, samen met een curatief werkende triazool. De meest effectieve strobilurinen zijn azoxystrobine en pyraclostrobine. Als SDHI heeft benzovindiflupyr een goede werking.

Wanneer een zeer vroege fungicidebehandeling in het voorjaar (vóór of in het stadium “eerste knoop”) dient uitgevoerd te worden, hou dan rekening met de werkingsduur van de middelen. Want in dit geval kunnen twee bladbehandelingen noodzakelijk zijn, waarbij de periode tussen de twee opeenvolgende bladbehandelingen 3 tot maximaal 4 weken mag bedragen, naargelang de werkingsduur van de toegepaste fungicidebehandeling, de rasgevoeligheid en de ziektedruk.

Bruine Roest

Bruine roest verschijnt in onze regio’s doorgaans later in het groeiseizoen. Zeker bij gevoelige rassen en warmer weer kan het plots massaal verschijnen. Eens er bruine roest wordt vastgesteld op een perceel, is een regelmatige opvolging sterk aan te bevelen. Vooral bij de ontwikkeling van nieuwe bladlagen, moet in de daaropvolgende weken opgevolgd worden of de bruine roest zich ook ontwikkelt op deze nieuw gevormde bladlagen.

Bruine roest kan bestreden worden met fungiciden op basis van een triazool of combinatie van triazolen. Het combineren van triazolen geeft zeer goede resultaten in de bestrijding van bruine roest. Binnen de triazolen zijn tebuconazool en metconazool het meest effectief. De combinatie strobilurine (preventieve werking) + triazool/triazolen biedt een versterking van de nawerking, met azoxystrobine en pyraclostrobine als meest effectieve. Ook de combinatie van SDHI (preventieve werking) + triazool/triazolen kan het schema versterken. In een ziektebestrijdingsprogramma met twee behandelingen (bladbehandeling en aarbehandeling) wordt de groep SDHI bij voorkeur ingezet bij de “aarbehandeling” als complete behandeling.

Aandachtspunten voor een goed resistentiemanagement

  • Wissel af tussen chemische groepen met een verschillende werkingswijze
  • Vermijd tweemaal dezelfde werkzame stof in eenzelfde groeiseizoen. Bij twee behandelingen met eenzelfde werkzame stof, kan de eerste behandeling de ontwikkeling van resistentieopbouw versnellen waardoor de effectiviteit van de tweede behandeling afneemt. Dit is zeker het geval bij strobilurinen en SDHI’s.
  • De aanbevolen dosis respecteren. Een lagere dosis verhoogt het risico op enerzijds een lagere effectiviteit én kortere nawerking, en anderzijds selectie naar resistentie.
  • Een ziektebestrijdingsprogramma met opéénvolgende splitbehandelingen aan verlaagde dosis van een actieve stof kan een selectie naar resistente stammen veroorzaken en wordt daarom afgeraden.
  • SDHI’s en strobilurinen hebben een preventieve werking en dienen daarom steeds gebruikt te worden in combinatie met een curatief werkend fungicide (onder de vorm van een samengesteld handelsproduct of door menging). In combinatie met bijvoorbeeld een triazool wordt tevens een curatieve werking bekomen.

Binnen de chemische groep SDHI zijn er een aantal chemische families met onder andere:

  • pyrazool-carboxamide: benzovindiflupyr of solatenol, bixafen, fluxapyroxad of xemium en isopyrazam
  • pyridinyl-ethyl-benzamide: fluopyram

De chemische groep strobilurinen bestaat o.a. uit azoxystrobine, fluoxastrobine, pyraclostrobine, trifloxystrobine.

Algemene aanbevelingen

  • De door de fabrikant/firma aanbevolen dosis respecteren. Een lagere dosis verhoogt het risico op enerzijds een lagere effectiviteit én kortere nawerking, en anderzijds selectie naar resistentie.
  • Hou steeds rekening met de aanbevelingen omtrent de toepassingsvoorwaarden vermeld op het etiket van het handelsproduct, om de efficiëntie van fungiciden te maximaliseren.
  • Hou rekening met het toepassingsstadium waarin het fungicide erkend is ter bestrijding van de betreffende ziekte.

Rekening houden met het maximaal aantal toepassingen per handelsproduct. Voor bepaalde handelsproducten is immers maar 1 toepassing per teelt of per jaar toegelaten in tarwe.

A tot Z