Wintergranen: gemiddeld lage voorraden in het bodemprofiel

Gepubliceerd op  dinsdag 4 mrt 2025 om 18:43 uur
De stikstofbemestingsadviezen volgen in 2025 dezelfde trend als deze van het voorjaar 2024, gemiddeld lage voorraden aan minerale stikstof geven op heel wat graanpercelen hogere bemestingsadviezen.

De voorspelde warme temperaturen aan het einde van de week en de droge dagen die we afgelopen week hebben gehad zorgen ervoor dat op heel wat graanpercelen de eerste bemesting kan uitgevoerd worden.

Perceel specifiek bemestingsadvies vormt de basis

In onze wintergranen blijft een perceelspecifiek bemestingsadvies een goede basis om op een beredeneerde wijze de bemesting aan te pakken. Hierbij is het belangrijk om een economisch optimum na te streven waarbij je als landbouwer ook rekening moet houden met verstrengde bemestingsnormen in gebiedstype 2 en 3 binnen MAP 7. Wanneer we onze wintergranen laten volgen door een tijdig ingezaaid vanggewas of nateelt kunnen we echter ook vermijden dat in deze gebiedstypes de bemestingsnorm (sterk) naar beneden gaat. Bekijk hiervoor de juiste voorwaarden en vergeet deze goede praktijk dan ook niet aan te vragen via de verzamelaanvraag.

Het opstellen van een bemestingsadvies is bij Bodemkundige Dienst steeds gebaseerd op basis van een bodemanalyse (0-90 cm). Hierdoor krijgen we per definitie een perceelspecifiek bemestingsadvies. In de granen maken de adviseurs van Bodemkundige Dienst gebruik van het N-INDEX expertsysteem. Hierbij is niet enkel de hoeveelheid minerale stikstof aanwezig in het bodemprofiel belangrijk, maar wordt bijkomend een gedetailleerde inschatting gemaakt van de hoeveelheid minerale stikstof die tijdens het groeiseizoen zal vrijkomen. Zaken zoals vrijstelling uit de organische stof, nawerking van dierlijke mest, gescheurde weide zijn daarbij belangrijke factoren. Ook de stand van het gewas in het voorjaar en bijgevolg de reeds opgenomen stikstof, variëteit en bestemming (voedertarwe of baktarwe) hebben een invloed op het stikstofbemestingsadvies.

Grote invloed van neerslag op bodemvoorraad

Op basis van het bodemstaal in het voorjaar (liefst voor de eerst uitgevoerde bemesting) hebben we een idee van de bodemvoorraad aan minerale stikstof in het bodemprofiel. Deze wordt sterk beïnvloed door het nitraatresidu dat in het najaar achterbleef (afhankelijk van de voorteelt) en de hoeveelheid neerslag tijdens de winterperiode. De nitraatresidu’s in het najaar 2024 waren nog iets lager dan die in het najaar van 2023 en duidelijk lager dan de voorgaande jaren. Vervolgens bekijken we de hoeveelheid neerslag op basis van Figuur 1. De groene lijn geeft de cumulatieve neerslag weer die gemiddeld de laatste 70 jaar (1958 – 2025) werd waargenomen over de winterperiode. Gemiddeld is dat 214 mm in de periode van 15 november tot 15 februari. De bruine lijn geeft de cumulatieve neerslag weer van afgelopen winter, waarbij we komen op 274 mm voor het centrum van het land. De voorbije winter was dus natter dan het gemiddelde van de afgelopen 70 jaar. Uit Figuur 1 blijkt dat vooral de maand januari veel natter was dan gemiddeld.

Fig. 1 Overzicht van de cumulatieve neerslag van 16 november 2024 tot 15 februari 2025 voor het centrum van het land. Bron: KMI en Bodemkundige Dienst van België.

Voorraden 2025

Omdat de voorteelt een heel belangrijke invloed heeft op de hoeveelheid minerale stikstof die op het einde van het groeiseizoen achterblijft na de oogst en bijgevolg ook op de voorjaarsreserve wordt in Figuur 2 de gemiddelde nitraatvoorraad van de Belgische wintertarwe percelen weergegeven in functie van de voorteelt.

Voor aardappelen wordt er een gemiddelde reserve gemeten van 48 kg N/ha. Dit was bijvoorbeeld in het voorjaar 2019 nog 122 kg N/ha. Toen waren ook de nitraatresidu’s veel hoger in vergelijking met deze eind 2024. Percelen met voorteelt bieten geven een gemiddelde voorraad van slechts 32 kg N/ha in het profiel van 0-90 cm. In 2019 was dit nog 67 kg N/ha. Ook na maïs zijn de gemiddelde voorraden 2025 laag met 34 kg N/ha. Binnen iedere groep komen af en toe wel percelen voor met een hogere voorraad. Zeker bij de voorteelt erwten en bonen is dit het geval of ook bij percelen met specifieke karakteristieken zoals bv. een gescheurde weide of percelen met een hoger organische koolstofgehalte.

Figuur 2 toont ook dat in de laag 0-30 cm de laagste hoeveelheid minerale stikstof wordt gemeten. Dit komt omdat de aanwezige minerale stikstof onder invloed van de neerslag gemigreerd is naar de diepere bodemlagen. Door de vele neerslag afgelopen winter zien we ook dat de bodemlaag 30-60 cm doorgaans zeer arm is. Op percelen waar wel een belangrijke bodemvoorraad aanwezig is, wordt deze meestal teruggevonden in de bodemlaag van 60-90 cm. Dit zal vooral een effect hebben op de adviezen voor de tweede of derde fractie.

Fig. 2 Gemiddelde reserve aan nitrische stikstof op Belgische wintertarwepercelen in functie van de voorteelt (voorlopige statistieken tot 24/02/2025). Bron: Bodemkundige Dienst van België.

N-adviezen 2025

De gemiddelde stikstofbemestingsadviezen voor 2025 voor de wintertarwe zitten op een gelijkaardig niveau als in het voorjaar 2024. De vaak lage reserves resulteren in adviezen die de laatste 2 jaar op een hoger niveau liggen in vergelijking met de jaren voordien.

Uit Figuur 3 leren we dat bijna 70 procent van de opgestelde adviezen hoger zijn dan 200 kg N/ha. Hieruit is ook duidelijk dat een verlaging van de bemestingsnorm voor wintertarwe een effect heeft op de opbrengst en economische rendabiliteit. Uit recent proefveldonderzoek (VLAIO OPTITARWE en LCG) bleek dat bemesting volgens advies steeds de hoogste economische opbrengst gaf.

Fig. 3 Procentuele verdeling van het totaal N bemestingsadvies (kg N/ha) voor de wintertarwepercelen volgens NINDEX waarbij een advies werd opgesteld in 3 fracties. Voorlopige statistieken tot 24 februari 2025. Bron: Bodemkundige Dienst van België.

Wat met de 1e fractie

Via de NINDEX methode wordt steeds eerst een totaal stikstofbemestingsadvies geformuleerd dat vervolgens verdeeld wordt over de verschillende fracties. Voor wintertarwe blijft onze voorkeur uitgaan naar een bemesting in 3 fracties. Op die manier leunt de stikstofbemesting het dichtst aan bij de fases in de groeicyclus van de tarwe waar de stikstofopname belangrijk is. Een bemesting in 3 fracties resulteert gemiddeld nog steeds in hoger opbrengsten. Belangrijk is wel de derde fractie tijdig (stadium laatste blad) toe te dienen. Zeker bij variëteiten waar ook het eiwitgehalte belangrijk is (baktarwe) blijkt een voldoende derde fractie noodzakelijk.

In Figuur 4 wordt de spreiding voor de eerste fractie weergegeven. Net zoals voor het totale N-bemestingsadvies geven ook de adviezen voor de 1e fractie in het voorjaar 2025 overeenstemmende statistieken in vergelijking met 2024.  90% van de percelen worden gekenmerkt door een 1e fractie van 80 tot 90 eenheden stikstof. Dit geeft nog eens duidelijk aan dat dit jaar bij de bemesting van de granen een groot gewicht ligt bij deze eerste fractie. Slechts op een klein percentage van de percelen wordt een eerste fractie lager dan 70 kg N/ha geadviseerd. Voor percelen waar wel nog een belangrijke voorraad aanwezig is en dus een lager totaal stikstofbemestingsadvies, zit het grootste effect in de tweede fractie. De aanwezigheid van een hoge stikstofreserve in de tweede en vooral derde bodemlaag heeft een groot effect op deze 2e fractie. Op dat moment kan de tarwe de stikstof in de diepere bodemlagen optimaal benutten en worden deze percelen gekenmerkt door een lager advies.

Fig. 4 Procentuele verdeling van de eerste N fractie (kg N/ha) voor de wintertarwepercelen volgens NINDEX. Voorlopige statistieken tot 24 februari 2025. Bron: Bodemkundige Dienst van België.

Uit bovenstaande bespreking komt duidelijk tot uiting dat ieder perceel individueel moet worden bekeken, wil men komen tot een optimale perceelsspecifieke N-bemesting. Gemiddelde bemestingsadviezen mogen dan ook alleen als richtinggevend worden bekeken.

Keuze meststoffen

Naast de dosis en het tijdstip van de eerste bemesting moet er ook de keuze gemaakt worden welke meststof wordt toegediend. Deze keuze kan beïnvloed worden door verschillende parameters, kostprijs, snelheid van werking, aanwezigheid andere elementen, risico op vervluchtiging en beschikbaar materiaal. Meststoffen waar de stikstof voornamelijk onder de vorm van nitraat aanwezig is zullen zeker voor de eerste fractie de meest snelle werking hebben. Echter, bij een natte periode zal deze vorm van stikstof ook het meest onderhevig zijn aan uitspoeling. Bij deze vorm van meststof denken we aan de klassieke vaste korrel (KAS 27%). Bij het gebruik van vloeibare meststoffen zal een gedeelte van de stikstof ook onder de vorm van ammonium en ureum aanwezig zijn. Beide moeten eerst nog een omzetting naar nitraat maken vooraleer ze worden opgenomen door de wortels, deze kennen een iets tragere werking. Er zijn ook situaties waar deze tragere werking (vooral bij andere teelten) gewenst kan zijn. Belangrijk is wel dat tijdens deze omzettingen er steeds een gedeelte van de stikstof verloren zal gaan door verluchtiging. Dit kan makkelijk oplopen tot boven de 10%. Er is wel minder gevaar voor uitspoeling. Bovenstaande elementen kunnen mee de meststoffenkeuze bepalen.

Naast de keuze tussen vaste korrel of vloeibaar kan er ook rekening gehouden worden met de aanwezigheid van andere elementen in de meststof, bijvoorbeeld zwavel. Er zijn heel wat zwavelhoudende stikstofmeststoffen op de markt, zowel vast als vloeibaar. Zwavel is een essentieel voedingselement voor de tarwe en zal ook de opname van stikstof bevorderen. Naar opbrengst worden er vooral effecten waargenomen op percelen die minder voorzien zijn aan zwavel (bijvoorbeeld bij percelen waar ook voor de andere teelten in de rotatie geen zwavelhoudende meststoffen worden gebruikt). Het is dan ook zeker een aanrader op wat armere percelen.

Besluit

De stikstofbemestingsadviezen voor 2025 liggen op een gelijkaardig niveau als in 2024. Beide voorafgegaan aan een nat najaar en/of winter. Het Gevolg hiervan zijn lage voorraden, zeker in de bovenste bodemlaag waardoor op heel wat percelen een belangrijke eerste fractie geadviseerd wordt. Toch zijn er ook andere oorzaken om de bemestingsstrategie op perceelsniveau af te stemmen zoals bv. zaaidatum, stand van het gewas, variëteit en voorgeschiedenis van het perceel. Het is goed om bij de start van het bemestingsseizoen even stil te staan bij de aanpak van de bemesting, ook in de wintergranen.

  • Davy Vandervelpen, Jan Bries, Bodemkundige Dienst van België