Bij het begin van de lente start meestal de risicovolle periode voor schade door de glanskever aan de nog gesloten bloemknoppen van het koolzaad. Van zonnig lenteweer is voorlopig geen sprake, maar de plaagdruk is zich op de meeste percelen in het waarnemingsnetwerk wel aan het opbouwen. Op drie van de tien koolzaadpercelen telden we gemiddeld 0,5 glanskevers en evenveel snuitkevers per plant. Te Bierbeek kwam hun gemiddelde aantal zelfs op één per plant van elke kever zodat een vroege behandeling zich daar opdringt gelet op de zwakke gewasstand. Vanwege de grote verschillen van perceel tot perceel is het enige juiste advies om zelf de plaagdruk te controleren – deze of anders zeker volgende week.
Half maart was het nog te vroeg om belagers in het koolzaad te kunnen waarnemen. Deze week kwam daar verandering in. Slechts op twee percelen, in Tienen en Vissenaken, bleven de gele vangkommen leeg. Op de acht andere koolzaadpercelen troffen we tussen 3 en 70 glanskevers in de kommen aan zodat de tellingen op plantniveau gestart zijn. Om de noodzaak van een bestrijding te bepalen, laten we ons niet leiden door de aantallen in de kommen. Het gemiddeld aantal kevers per plant is een veel betere indicator. Daarvoor doe je best een waarneming op vijf groepen van telkens vijf planten verspreid over het perceel.
Opvallend, dit seizoen vinden we ook stengelboorsnuitkevers. Te Holsbeek en Veltem zaten er 30 in een vangkom, en op drie percelen is er een bezetting van 0,5 snuitkevers per koolzaadplant. De voorbije twee seizoenen waren hun aantallen verwaarloosbaar binnen het waarnemingsnetwerk. De stengelboorsnuitkever vreet aan de planten en legt eitjes in de hoofd- en bladstengels van het koolzaad. De schade wordt zichtbaar wanneer de larven de stengels doen open barsten. De snuitkever is door zijn gebogen zuigspriet eenvoudig te onderscheiden van de iets kleinere en blinkend zwarte glanskever. De glanskever vreet aan de nog gesloten bloemknoppen.
Het koolzaad is zich overal aan het oprichten. De hoofdbloemknop is nog omhuld door bladeren. De percelen die in de tweede helft van februari reeds bemest werden, krijgen nu hun tweede fractie stikstof en zwavel. Op dit moment maken koolzaadtelers en hun teeltadviseurs ook de afweging of een groeiverkorting nuttig is. Elementen om daarbij in overweging te nemen, zijn de plantdichtheid, de beschikbaarheid van stikstof, de legergevoeligheid van het ras en de stengelstrekking voor de winter. Drie percelen uit het waarnemingsnetwerk kennen een zwakke gewasstand. Hou zeker op dergelijke percelen in het achterhoofd dat groeiregulatie in koolzaad opbrengst kan kosten indien bovenstaande factoren het niet rechtvaardigen.
Op het perceel in Bierbeek hanteren we de laagste schadedrempel vanwege de zwakke gewasstand en de aanwezigheid van zowel glans- als snuitkevers. Een bestrijding is hier afgewogen aan de laagste drempel van gemiddeld 1 kever per plant, en dus opportuun – zie tabel. Al kunnen de weersomstandigheden tot uitstel verplichten. Voor de andere koolzaadpercelen wordt het spannend zodra we zonnig lenteweer krijgen. Frequente neerslag en wind hebben de glanskevers voorlopig nog gehinderd in hun vluchten. Bij een omslag in het weer kan de drempel van gemiddeld 1 (zwak koolzaad) ofwel 3 tot 4 kevers per plant (goede gewasstand) snel bereikt worden. Vlak na het weekend doen we daarom opnieuw tellingen.
Voor meer info kan je terecht bij:
Wim Fobelets
Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant
wim.fobelets@vlaamsbrabant.be – 0472/538370